Van geloof naar macht?

MB2305 FromFaithToPower

Een reactie van Inspiratio.

 

De VRT zond in oktober de driedelige documentaire ‘Evangelicals: fro faith to power’ uit. Het programma, dat op CANVAS te zien was en op VRTmax kan herbekeken worden, toont een beeld van verschillende (voornamelijk Amerikaanse) organisaties en christenen die tot doel hebben de evangelische invloed op de politiek te versterken. In een aantal landen waar de evangelische beweging sterk staat, trachten de kerken de christelijke waarden en normen via politieke kanalen uit te dragen. In een aantal gevallen zijn die pogingen vrij opzienbarend en krijgen ze media-aandacht. Denk daarbij aan de steun die veel Amerikaanse evangelische leiders aan Donald Trump gaven en waarvan de beelden de wereld rond gingen. In de dichte entourage van de voormalige president en zijn regeringsleden, bekleedden evangelische christenen een prominente plaats. De TV-serie werpt een kritische blik op deze praktijk.

De feiten rond de relatie tussen christelijke organisaties en politieke instellingen worden in de serie over het algemeen correct weergegeven. Jammer is wel dat de indruk gewekt wordt, dat politieke invloed – en liefst ook macht - voor alle evangelische christenen cruciaal is. Helaas is de benadering van de documentaire redelijk eenzijdig, en wordt er nergens aangeduid dat de werkwijze in Amerika sterk verschilt van de aanpak in ons land. Om het beeld te nuanceren, schreef Ignace Demaerel van denktank Inspiratio een artikel dat – in verkorte vorm – verscheen op het opinieplatform ‘Doorbraak’. Zijn volledige tekst is hieronder te lezen.

Over de ‘evangelicals’, scheiding van kerk en staat en bedreiging voor democratie

De driedelige documentaire ‘Evangelicals, from faith to power’ die recent op de VRT uitgezonden werd, biedt genoeg stof voor vele uren boeiende discussie. Ze gaat eigenlijk over de delicate verhouding tussen kerk en staat, geloof en politiek: een thema dat doorheen de eeuwen constant anders ingevuld wordt en heftige controverse kan opwekken. Er moeten zeker een heel aantal zeer goede punten in genoemd worden: ze schenkt aandacht aan een beweging die wereldwijd groeiende is en 700 miljoen aanhangers telt – er bestaan véél kleinere bewegingen en groepjes die véél meer media-aandacht krijgen. Te midden van een algemene achteruitgang van de traditionele kerken in het Westen zijn evangelische groepen de enige die groeiende zijn, en dat mag onderzoekers terecht verbazen. De regisseurs hebben zich voorts goed gedocumenteerd, laten vele mensen aan het woord uit diverse subgroepen van evangelischen in vele landen, geven de microfoon aan voor- en tegenstanders. Maar als je verwacht een goed en gebalanceerd beeld te krijgen van wie evangelische christenen zijn en wat ze geloven, kom je erg bedrogen uit. De rode draad doorheen alle fragmenten is de waarschuwing dat deze beweging een gevaar vormt voor de democratie! De ondertoon is die van een opgestoken vingertje en het taalgebruik erg tendentieus en negatief gekleurd, vaak versterkt door ‘dreigende muziek’ op de achtergrond.

De makers verwarren drie dingen: (1) de ‘scheiding van kerk en staat’ met ‘scheiding van geloof en politiek’, (2) controle en invloed, en (3) kerk en christendom. Ze hebben helemaal gelijk wanneer ze in beeld brengen hoe – sommige! – evangelische groepen en leiders in de VS zich, zeker tussen 2016 en 2020, helemaal identificeerden met één politieke partij (de republikeinse) en één presidentskandidaat (Trump). Het duidelijkst zien we dat bij Paula White, toen Trumps geestelijke adviseur, die ooit waarschuwde ‘dat christenen die Trump niet steunen, verantwoording zullen moeten afleggen aan God’: een uitspraak die er vér over is. Het overgrote deel van Europese evangelische christenen krijgt hier kromme tenen en buikpijn van. Maar de situatie in de VS is dan ook heel anders dan bij evangelicals in de rest van de wereld: het tweepartijensysteem polariseert en maakt nuance onmogelijk. Het dwingt mensen, ook christenen, te kiezen – zoals een Amerikaanse vriend van mij diep zuchtte – tussen de pest en de cholera. Vele christenen die in 2016 voor Trump stemden, deden dat helemaal niet ‘van harte’, maar beschouwden hem als ‘het minste kwaad’ omdat hij tenminste nog stond voor traditionele waarden. De ‘alliantie’ tussen sommige evangelische groepen en Trump – een controversieel man met een bedenkelijke levenswandel en grofgebekte uitspraken – was in ieder geval zeer riskant. Zijn vicepresident Mike Pence, zelf wel evangelisch christen, heeft na vier jaren van loyaliteit duidelijk afstand genomen van Trump.

Het klopt dat Billy Graham (1918-2018), de grootste wereldevangelist ooit, in de jaren 1950 bewust een relatie opbouwde met presidenten om op die manier de christelijke waarden te laten verankeren in de politiek. Deze actieve bemoeienis met politiek was al erg ongewoon in het toenmalige kerkelijke klimaat, maar ze was zelf een reactie tegen een andere, brede stroming die zich zo vér mogelijk van politiek wil houden: ‘politiek is werelds en vuil, wij houden ons enkel bezig met het koninkrijk van God.’ De tegenreactie was dus: ‘Moet je daarom de politiek aan de duivel overlaten?’ Want wanneer de kerk zwijgt over desastreuze maatschappelijke evoluties, is ze medeplichtig: is dat niet wat men verwijt aan de Duitse kerken in de jaren 1930 en aan paus Pius XII, precies dat hij zich níet uitsprak tegen het nazisme?

Kerken en christenen hebben evenveel recht om zich met politiek bezig te houden als alle andere groepen. Pardon, als bewuste burgers hebben zij de plicht om mee te denken, te stemmen en mee te sturen. Kerk en staat zijn uiteraard op heel verschillende niveaus bezig, maar de scheiding tussen beide hoeft helemaal niet een vijandig karakter te hebben: waarom kunnen ze niet als vriendelijke buren samenwerken, elk op zijn eigen terrein? Geen betonnen muur met prikkeldraad, maar een vriendelijk haagje… Geloof en politiek kan en mag je namelijk niet scheiden: het is toch juist mooi en nobel wanneer iemand zijn (religieuze of seculiere) idealen en waarden wil omzetten in politieke regels?

Maar te veel is natuurlijk te veel, en daar wringt het schoentje. Het meest eigene aan evangelischen is dat ze zich op één focuspunt willen richten: zij geloven alleen in Jezus en vinden andere kerkelijke tradities en geschriften secundair. Voor hen is de hoofdvraag: ‘What would Jesus do?’, zowel in het persoonlijke leven alsook in politiek. Het is duidelijk dat Jezus zich nooit direct met politiek gemoeid heeft, omdat hij boven alle partijen stond en aardse macht (of rijkdom) hem niet interesseerde. Ook was Jezus op geen enkel moment nationalistisch, omdat hij wist dat hij een boodschap had voor alle volken, rassen en culturen. Dat sommige kerken (of leiders) Jezus’ boodschap verengd en versmald hebben, is inderdaad kwalijk en potentieel gevaarlijk. Niemand kan hem voor zijn kar spannen of hem in één hokje forceren, maar helaas gebeurt het voortdurend: dit is gewoon ménselijk, ook bij evangelischen. Drammers en fanatici heb je helaas overal, in elke religie én in seculiere ideologieën.

De documentaire spreekt zichzelf ook erg tegen: enerzijds suggereert ze dat evangelischen ‘en masse’ een bedreiging zijn voor de democratie omdat ze ‘de macht willen grijpen’, anderzijds laat ze een hele reeks kritische stemmen binnen dezelfde beweging aan het woord die wijzen op de gevaren van een te nauwe band met één partij. Er is dus behoorlijk wat zelfkritiek en gezonde voorzichtigheid aanwezig. Ook Billy Graham heeft zich, na Nixon, op tijd teruggetrokken en is precies een voorbeeld van iemand die boven de politieke strijd kon staan. Anderen zijn hierin verder gegaan en hebben hun vingers verbrand: maar dit heeft niet de democratie schade toegebracht, maar veeleer de kerk zelf.

De documentaire vermengt voortdurend ‘christelijk’ en ‘nationalistisch’ (‘white supremacy’) en ‘conservatief’ en ‘(extreem)rechts’, suggererend dat al deze door elkaar lopen binnen de groep van evangelischen. De realiteit is zoveel complexer en veelkleuriger. De grote meerderheid van de afro-Amerikanen, die ook in groten getale evangelisch zijn, stemt trouwens voor de democraten. En Billy Graham, die  – ten onrechte – ‘de paus van de evangelischen’ wordt genoemd, was heel duidelijk tegen rassensegregatie en reikte de hand aan Martin Luther King. En Amerikaanse evangelicals zijn heel anders dan Europese, omdat bij ons dat tweepartijensysteem niet bestaat, wat de pijnlijke en verscheurende polarisatie ginds veroorzaakt. Terwijl er in de VS 27% evangelische christenen zijn – in Kenya bijv. 49% – zijn er in België naar schatting 1,8%: 200.000 gelovigen en 1500 kerken (waarvan 70% allochtoon of internationaal is).

Evangelische christenen worden er in het programma van beschuldigd ‘de macht te willen grijpen’ of ‘controle te nemen’…, maar waar ligt het verschil met gewoon ‘invloed willen hebben’? Ze komen inderdaad op voor morele waarden die 1500 jaar lang mainstream waren in de westerse wereld en door niemand openlijk betwist werden – huwelijk en gezin, relaties en seksualiteit, respect voor alle leven… Waarom zou dat nu plots ‘een bedreiging voor de democratie’ moeten zijn? Door de makers wordt voortdurend met twee maten en twee gewichten gemeten: wanneer progressieve lobbygroepen hun agenda doordrukken, is dat democratisch; wanneer conservatieve dat doen, is dat gevaarlijk? Huh? Natuurlijk hebben christenen zich verenigd en georganiseerd om de nationale abortuswet Roe vs Wade afgeschaft te krijgen in 2022, maar in 1973 hebben de progressieven hetzelfde gedaan in de andere richting: waarom is dat laatste OK en het eerste ondermijnend?

Waarom zijn pro-choice-groepen democratisch en pro-life-groepen antidemocratisch?
Democratie betekent: 51% mag de spelregels bepalen. Je mag dit ‘je wil opdringen’ noemen, maar dat doen alle partijen, groepen en bewegingen en het is 100% wettelijk en ‘normaal’. Wanneer in Brazilië 35% van het parlement evangelisch is, zou het erg wereldvreemd – zelfs dom – zijn om dat niet in politieke invloed te vertalen. Het is puur het spel van democratie om invloed te willen, te lobbyen, zich te verenigen, denktanks te vormen. Waarom hierbij voor één kamp zwaar gekleurde woorden zoals ‘obsessie’ of ‘rabiaat’ gebruikt moeten worden, is mij onduidelijk. Ook het verschil tussen ‘conservatief’ en ‘ultraconservatief’ is een arbitraire lijn en een zeer tendentieuze woordkeuze. Want als je het etiket ‘ultra’ op een groep plakt, hoef je zeker niet meer naar hun argumenten te luisteren. Van democratie en pluralisme gesproken!?

De lijn tussen godsdienst en politiek is nooit waterdicht, en er zal altijd overlap of raakvlakken zijn. Want politiek bemoeit zich met alles – ook met erkenning en subsidiëring van religies – , maar godsdienst evenzeer: God heeft voor gelovigen te maken met elk aspect van het privéleven en de maatschappij. Christenen geloven zeker in een theocratie, maar dit koninkrijk is volgens Jezus ‘niet van deze wereld’! Wanneer ze bidden ‘Uw koninkrijk kome’, is het lopen over een dunne koord om de geestelijke waarden en morele principes hiervan te laten ‘neerdalen’ in een vertroebelde en verscheurde wereld.