Een academicus en gemeentestichter in hart en nieren …
Hendrik Koorevaar neemt na veel vruchtbare jaren afscheid van de ETF
Dr. Hendrik Koorevaar beëindigde onlangs zijn actieve loopbaan aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF). De pensioengerechtigde leeftijd had hij al veel eerder bereikt, maar het emeritaat stelde hij geruime tijd uit. Stilzitten staat niet echt in zijn woordenboek en nog altijd staan er projecten in zijn agenda. Een samenvatting van zijn ‘carrière’ in één artikel is vrijwel onmogelijk – daarvoor was zijn bediening te veelzijdig. Toch doen we een poging om een portret te maken van een gedegen academicus die een professor van de praktijk wil zijn en zich bovenal als een evangelist en een gemeentestichter beschouwt.
Schoonhoven, een pittoresk stadje in de Nederlandse provincie Zuid-Holland, was kort na de Tweede Wereldoorlog het decor waarin Hendrik opgroeide. Een plaats met de nodige historie en een band met Vlaanderen: ten tijde van de Reformatie trouw aan Brussel, daarna veroverd door de Geuzen, om enkele jaren later belegerd te worden door de troepen van de hertog Alva. Maar voor de jonge Henk – zoals hij toen nog genoemd werd – was Vlaanderen nog ver weg. Veel opzienbarende dingen gebeurden er niet in zijn kindertijd, maar het feit dat zijn ouders kort na elkaar stierven – hij was nog maar net 13 jaar oud – betekende toch een grote verandering in zijn leven, ook op godsdienstig vlak. Tot dan was hij iedere zondag met zijn moeder meegegaan naar de Nederlands Hervormde Kerk – dat was nu eenmaal de gewoonte – maar het religieuze leven verwaterde al snel toen hij bij familie werd ondergebracht. Vooral zijn neef, die voogd over hem geworden was, bleek een uitgesproken vrijzinnig humanist. Na de middelbare school studeerde Hendrik bedrijfskunde aan het elitaire ‘Nyenrode’ (je kwam er de Nederlandse adel tegen), het Nederlands Opleidingsinstituut voor het Buitenland. In die jaren deemsterde het geloof van de kinderjaren steeds verder weg. Hendrik: “Ik vond de Bijbel een vreemd boek: allemaal wonderen en tenslotte iemand die doodging en weer levend werd. Ik dacht: ik ga mijn leven toch niet ophangen aan een sprookje. Ik heb toen heel bewust besloten om geen christen te worden.” Het leek allemaal logisch: de aarde en het leven waren ontstaan door evolutie, er was geen God van de schepping en dus ook niemand waaraan je verantwoording moest afleggen. En toch bleef de overgang van dode materie naar leven, zonder de tussenkomst van een God, een groot mysterie dat de evolutiegeleerden niet voor hem konden oplossen …
Een doop met gevolgen
Tijdens zijn tweede studiejaar aan Nyenrode kwam Hendrik onverwacht een oude schoolvriend tegen, die samen met zijn familie op weg was naar een Bijbelstudie. Ze nodigden hem uit om een weekend op bezoek te komen, en zo ging hij mee naar een dienst van de pinkstergemeente van Gouda. Hij hoorde er een aangrijpend getuigenis over een wonderbaarlijke ingreep van God. Moeilijk te bevatten voor iemand die bewust niet wil geloven: “Ik had de Bijbel afgedaan als een sprookje, maar hier zag ik een realiteit die helemaal overeenkwam met het Nieuwe Testament. Wat er daarna in de preek gezegd werd, herinner ik me niet meer, maar ik weet dat het een enorme weerstand opriep.” Na de preek ging men bidden en werd er gevraagd of er iemand in de zaal was die Jezus wilde navolgen. Tegen alle verwachtingen in was Hendrik een van de aanwezigen die zijn hand opstak om aan te geven dat Hij naar Christus wilde komen. “Terwijl ik naar voor ging, brak de hoogmoed in mij en kwam ik als een berouwvolle zondaar naar God. Het was een bekering die ik nooit verwacht had, die ik nooit bedoeld had en nooit nagestreefd had, maar die wel gebeurde. Dat is het begin geweest van een langzame omwenteling tot wat ik later ben geworden.
Een tijdje na zijn bekering worstelde Hendrik met de vraag of hij zich moest laten dopen. Hij was weliswaar als kind gedoopt, maar dat had weinig met geloven te maken. Langzamerhand raakte hij overtuigd dat dit een stap was die hij moest zetten. Op dat moment deed hij zijn legerdienst en hij schreef aan zijn voogd dat hij besloten had zich te laten dopen. Een reactie liet niet lang op zich wachten: “Als jij je laat dopen, dan mag je een ander huis zoeken, dan hoor je hier niet meer, want met dat soort mensen willen we niets te maken hebben. Die vluchten alleen maar in hun godsdienst en willen geen verantwoordelijkheid nemen.” Hendrik herinnert zich zijn doopdienst nog goed: “De anderen hadden een enthousiast getuigenis, maar ik niet. Ik wist wat de prijs was: het kostte mij mijn familie en mijn thuis.”
Werken en studeren in een kibboets
In die tijd hield Hendrik zich bezig met het idee om voor een tijd naar Israël te gaan – niet alleen omdat dit het land van de Bijbel was. De politiek nogal linksgeoriënteerde jongeman was ook gefascineerd door het concept van de Kibboets, die vaak door een marxistische ideologie geïnspireerd was. Een jaar lang werkte hij in de kibboets Beth-Alfa in de stal bij de koeien en studeerde daar Hebreeuws in de Oelpan, de Hebreeuwse school voor immigranten, klas Alef en klas Gimel. Die ligt aan de voet van de berg Gilboa – niet ver van de plaats waar ooit koning Saul sneuvelde. Hij leerde er Hebreeuws spreken – een vaardigheid die hem later bij zijn studie van het Oude Testament nog vaak van pas zou komen. Daar groeide het verlangen om theologie te gaan studeren. De vraag was alleen: waar? In Nederland zou dat vrijwel zeker een onderdompeling in de vrijzinnige theologie betekenen, terwijl Hendrik juist Bijbelgetrouw wilde zijn. De keuze viel uiteindelijk op de ‘Freie Evangelisch Theologische Akademie’ in Basel in Zwitserland, een land met een stevige evangelische verankering. In de vijf jaar die hij daar doorbracht, deed hij veel kennis op over de Bijbel – en leerde hij zijn vrouw Ursula kennen. Ze trouwden in 1973. Aan het einde van zijn opleiding kreeg Hendrik een aantrekkelijk aanbod om predikant in de protestantse staatskerk in Oostenrijk te worden, maar intussen was België in beeld gekomen, via Operatie Mobilisatie en de Belgische Evangelische Zending (BEZ). Uiteindelijk was het de visie en de bezieling van Johan Lukasse van deze organisatie die – menselijk gesproken – Hendrik en Ursula overtuigde om in Vlaanderen aan de slag te gaan.
Zaaien in Vlaanderen
In oktober 1975 kreeg Hendrik de leiding van een BEZ-jaarteam in Herentals. Er waren enkele gelovige gezinnen en samen werd er intensief geëvangeliseerd. Er kwamen mensen tot een levend geloof in Jezus Christus en ontstond er een gemeente. Koorevaar was inmiddels op en top gemeentestichter en had op dat moment geen academische carrière op het oog. Anderen waren echter zijn theologische expertise niet vergeten en zo kreeg hij de vraag om een gastles te verzorgen aan het Bijbelinstituut België – de voorloper van de Evangelische Theologische Faculteit (ETF). Spoedig kwam de vraag om meer vakken te doceren. De leiding van de gemeente in Herentals kon hij in 1979 overdragen aan een nieuwe verantwoordelijke, Rien Baveco. Daarmee lag de weg open. Het werd een combinatie van lesgeven en nieuwe gemeentestichting, een samengaan van theorie en praktijk: “In mijn hart ben ik altijd een evangelist en een gemeentestichter gebleven. En ook in de colleges die ik heb gegeven, probeerde ik de verbinding te leggen met de praktijk. Dat is mijn sterkte geweest, ik wilde mij niet verliezen in het academische. Ik wilde eigenlijk door de opleiding een bijdrage leveren waardoor anderen hetzelfde als ik zouden doen.” Dat later, toen de ETF er gekomen is, het oorspronkelijk doel van de Bijbelschool, namelijk het opleiden van werkers voor Vlaanderen, op de achtergrond beland is, betreurt Koorevaar nog altijd.
Evangelie op bierkratten
Nog tijdens zijn periode in Herentals – eind 1978 – werd Koorevaar op een bijzondere wijze naar Aarschot geroepen. Bij de BEZ was men al lang aan het bidden voor een gemeentestichter. Hendrik: “Aarschot wil nogal cultureel zijn, dus kwam ik met het idee om evangelische culturele avonden te organiseren. Van alles en nog wat, niks was onmogelijk, niks was te gek. Vergeet niet dat ik in Herentals ooit nog bovenop bierkratten het evangelie verkondigd heb.” Er kwamen in september 1980 in een Aarschots café, gospelavonden, en dergelijke. Tussen het culturele aanbod door, gaf Hendrik dan een korte toespraak over de vier geestelijke wetten en het evangelie. Een ander initiatief, waarvan Hendrik ontwerper was, waren ‘De Vijf Avonden’. Omdat het moeilijk was de rijkdom van het evangelie in één keer uit te leggen, gebeurde dat in vijf avonden, elk met een eigen thema. Op die manier kregen belangstellenden een globaal overzicht van waar het geloof om draaide. In Aarschot sloeg dat aan, en later ook in Herentals. “Mijn opvolger in Aarschot, Adri van den Berk, is daarmee verder gegaan. Het was helemaal op zijn lijf geschreven en hij heeft altijd die methode gebruikt.” Het idee bleek een nuttig concept te zijn voor evangelisatie en gemeentestichtend werk.
Spanningsveld
Al van in het begin van zijn opleiding was het duidelijk dat Hendrik niet veel moest hebben van de kritische, vrijzinnige benadering van de Bijbel. Dat was ook te merken bij zijn recente afscheidsrede van de ETF. In zijn betoog riep hij de academici op om op ethisch vlak steeds te vast te houden aan de Bijbeltekst. Hij sprak de aanwezigen toe vanuit de tekst van het eerste hoofdstuk van Jesaja. Het accent lag daarbij sterk op vers 10, waar de leiders van Jeruzalem worden vergeleken met die van Sodom en Gomorra, eeuwen voordien. Toen verwoestte God beide steden, Jammer genoeg was de situat;ie van Juda en Israël in de tijd van Jesaja niet veel beter. Ook in onze tijd dreigt volgens Koorevaar het gevaar dat Bijbelse principes worden opgeofferd aan de tijdsgeest. Op dat vlak wil hij geen compromissen sluiten: als – bijvoorbeeld – God in Leviticus 18 en 20 homoseksuele daden uitdrukkelijk als doodzonde verbiedt, dan moeten de leiders – of ze dat nu van een kerk of een faculteit zijn - niet in de verleiding komen om hun standpunten aan te passen. Koorevaar schuwt duidelijke uitspraken niet en hij betreurt het dat heel wat kerkleiders niet tegen de ideeën van de maatschappij durven in gaan en de confrontatie trachten te vermijden. “Ik hoorde een keer iemand uit Nederland zeggen: ‘We zullen blijven zoeken tot we die verzen kunnen uitschakelen’. Maar dat is geen exegese meer, maar het tussenwringen van eigen ideeën. Met andere woorden: er wordt niet eerlijk naar Gods Woord geluisterd, nee, het wordt zo gemanipuleerd dat het aan onze behoeften voldoet. Paulus heeft gewaarschuwd dat er mannen op zullen staan die verkeerde dingen zeggen. Dat zie je effectief door de hele kerkgeschiedenis heen. Theologie kan goed zijn, maar het hangt er van af of we naar Hem en Zijn Woord luisteren. Zelf ben ik een Bijbelgetrouwe weg gegaan, waar God, overal waar ik was, kracht aan verleend heeft. Dat wil niet zeggen dat ik niet geworsteld heb met mijn eigen ethisch leven, maar het was altijd een kwestie van mij te laten reinigen, te belijden en boetvaardig te zijn. De boodschap van de Bijbel is ook voor deze tijd, gewenst of niet gewenst”.
Nog niet op rust
Hendrik Koorevaar is nu definitief met emeritaat, maar dat betekent niet dat hij op zijn lauweren gaat rusten. De voormiddagen zijn gereserveerd om Ursula de medische zorgen te geven die ze vanwege haar gezondheidstoestand nodig heeft. Maar daarna zet hij zich nog altijd aan de vele opgaven die met onderzoek en publicatie te maken hebben – iets anders zou je van een academicus wellicht ook niet verwachten. Zo is hij de eerste van twee hoofdredacteurs voor een groot project, 'Inleiding in het Oude Testament, een historisch-canonieke benadering' in het Duits, dat eind dit jaar zou moeten verschijnen. “Er zijn nog een paar dingen die ik zou willen realiseren: één daarvan is een Vlaamse evangelische catechismus, een synthesetekst die de basis kan vormen voor de leer van de gemeenten. Ik ben daarover al een hele tijd in gesprek met vier denominaties en we hebben intussen al een 'Ontwerpdocument Onderwerpen'. Op de meeste geloofspunten komen we wel overeen. Dat verder uitwerken is een enorm werk, dus ik zoek de juiste personen die dat kunnen en willen doen.” Hendrik Koorevaar heeft nog altijd de nodige ambities. Maar gaat het ook lukken? “Ik durf het niet te zeggen, maar ik hoop het en ik bid ervoor”. Vertrouwen op God, het is de ideale ingesteldheid om dingen te zien gebeuren. Het leven van deze gemeentestichter en Bijbelprofessor is er het bewijs van.
Don Zeeman