Poerim en Pesach, vasten en Pasen
Vastenoverweging 14 – donderdag 17 maart 2022
Gisterenavond, woensdag 16 maart, begon de Joodse feestdag Poerim. Eigenlijk is dat niet helemaal waar, gisteren begon de driedaagse vasten die aan Poerim voorafgaat en die verbonden is met het eropvolgende poerimfeest dat eigenlijk zaterdag begint. Het is voor de meeste Joden een van hun meest favoriete feesten van het jaar. En ook voor hen is er een direct verband tussen dit feest en hun Pesach (de: verlossing uit Egypte als voorafschaduwing van ons Pasen).
Poerim is de herdenking van de historie van Esther en Haman. Heel kort samengevat (en vergeef me als het té kort is samengevat) wordt de echtgenote van de Perzische koning Ahasverus, die regeert over o.a. de Joden in ballingschap, Esther die in het geheim joods is, door Mordechai op de hoogte gebracht van de plannen van Haman, een hoge raadgever van de koning, dat hij het recht heeft gekregen het hele Joodse volk te mogen uitroeien.
Een bange Esther raapt al haar moed bijeen om voor de koning te gaan pleiten voor haar volk, en met succes. Haman is degene die gedood wordt in plaats van de Joden. Op die manier is poerim een herdenking van de nationale Joodse bevrijding geworden.
Je zou dus plechtige dankvieringen kunnen verwachten, zoals dat het geval is bij andere Joodse feesten zoals Pesach en Chanoeka. De overwinning op Haman onderscheidt zich echter daarvan doordat het een uniek feest is, vol opgewekte frivoliteit, gekleurd door een (voor Joden ongewoon) hoog alcoholgehalte en een algemene neiging om licht te werpen op zaken die in andere seizoenen veel eerbiediger zouden worden behandeld.
Natuurlijk heb je bij de poerimherdenking ook de formele lezing van de Thora boekrol van Esther, iets wat met grote zorg en ernst gebeurt. En er worden ook veel aalmoezen uitgedeeld. Maar daarna is er dus feest. Eén van de lekkernijen die dan gegeten wordt zijn de ‘hamantaschen’, driehoekige koekjes, genoemd naar de schurkachtige Haman.
Maar dat terzijde. Want wat lezen we in het Bijbelboek Ester hoofdstuk 4, vers 16?
“Roep alle Joden die in Susa wonen bij elkaar en vast voor mij: eet niet en drink niet, overdag niet en ’s nachts niet, drie dagen lang. Ook ik zal op die manier vasten met mijn dienaressen. Daarna zal ik naar de koning gaan”.
Ester besloot om haar – levensgevaarlijke - missie te beginnen toen ze door had dat ze juist voor die specifieke tijd geboren was en dat zij de eer had gekregen te mogen optreden voor de redding van Gods volk. Maar… ze besloot haar daad vooraf te laten gaan door vasten en bidden.
De bedenking die ik hierbij heb, is dat ook wij geroepen zijn om in deze wereld van vandaag een gevaarlijke missie te beginnen. Gevaarlijk? Twijfel je daaraan? Kijk dan eens rond in deze immorele wereld met al haar valstrik-ken, afleidingen en verleidingen. Kijk rond en zie het lijden rondom je: in Oekraïne, Irak en Syrië, Noord-Korea... Kijk rond en ontdek hoe gewelddadig armoede en hongersnood woeden en hoe hypocrisie en bedrog de wereld regeert. Kijk rond en proef hoe politiek en media onze wereld proberen te verblinden voor de waarheid van God. En ik kan dit niet genoeg benadruk-ken: we bevinden ons in een vergelijkbare dag en eenzelfde catastrofale strijd om de ziel van onze generatie als Ester destijds. En wij kunnen niet op dezelfde manier leven als gisteren.
Dat wat je rondom je kan zien, dat is de demonische Haman van vandaag. Dat is de Satan van deze tijd. En van ons wordt verwacht dat we naar buiten treden om het goede vòòr te leven, om de boodschap van – neen, niet van Mordechai maar van – Jezus te vertellen omdat dat de mensen kan bevrijden van hun ballingschap in de wereld van koning - neen, niet koning Ahasverus maar van – koning Satan (zie de verzoeking van Jezus in de woestijn).
Ja, zouden wij - als de Esters van deze tijd - het niet ook nodig hebben dat er eens ernstig gebeden en gevast wordt voor we Pasen gaan vieren?
Opnieuw wil ik eindigen met een vers uit Gods Woord, een erg bemoe-digend vers deze keer, één dat ons moed kan geven om de strijd met de Haman van vandaag aan te gaan. Het komt uit het boek Jesaja, hoofstuk 49 vers 22: “Maar dit zegt God, de HEER: Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken, Ik steek mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders.”