Leven in de woestijn van het vasten
Vastenoverweging 11 – maandag 14 maart
“Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn geleid, waar Hij veertig dagen bleef en door de duivel op de proef gesteld werd. Al die tijd at Hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had Hij grote honger. – Luk 4, 1-2
Als je de Overdenking van zaterdag hebt gelezen, weet je hopelijk nog dat die o.a. ging over de liefde van God voor ons, Zijn schepping, en Zijn kinderen in het bijzonder. Ik wil daar graag nog even op doorgaan, omdat dat voor mijzelf toch enigszins een nieuwe invalshoek was wat betreft vasten. Ja, liefde moet je als christenen overal van wat korterbij bekijken, maar hoe diep gaat dat eigenlijk als we het hebben over ‘vasten en liefde’?
Aanvankelijk kan vasten een eerder negatieve praktijk lijken, kan het gaan over het ons ontzeggen van bepaalde genoegens, zoals eten of entertainment. Als we echter vasten zoals Jezus, zal het ons hart openen voor onze naaste en leiden naar meer liefde: in ons, vanuit ons, voor ons.
Toen Jezus in de woestijn vastte, deed hij dat met ons in gedachten. Het was geen egoïstisch verlangen van Hem, maar een verlangen vanuit de gevende liefde. Dat is de sleutel om het vasten van Jezus te begrijpen.
Net zoals Hij, zullen ook wij succesvol in ons vasten zijn als we dat voor iemand anders doen, als we dat doen met de bedoeling dat de vruchten en genaden over hèn zullen worden uitgestort, niet over onszelf. Op deze manier wordt vasten een daad van onbaatzuchtige liefde. Vasten zou ons onze eigen wensen moeten doen vergeten in een poging om onze tijd (en ons geld, en onze bekwaamheden, en onze…) voor anderen te besteden. Vasten zou ons moeten doen verlangen om meer op Christus te gaan lijken, en tenzij we vasten met dat verlangen, zal vasten niet baten. Christus gaf alles op wat Hem bezig hield en bracht veertig dagen en nachten door met vasten met ons in gedachten, en Hij laat ons zo zien hoe wij onszelf kunnen verloochenen.
Het doel van vasten is om je wil te trainen om Gods wil te doen, om onze Heer te gehoorzamen. En ja, vrijheid is de absolute vereiste voor het christelijke leven. De meeste mensen denken dat vrijheid inhoudt dat je krijgt wat je wil, maar ze begrijpen niet dat ze eigenlijk niet echt ‘willen wat ze willen’. Het is niet hun wil waar het bij hen om gaat, maar om een of andere passie die hen beheerst ... Vasten is geneigd zijn om Gods wil te doen. Het doel van een vasten is om je in staat te stellen ‘neen’ te zeggen tegen jezelf en ‘ja’ tegen wat de Heer wil. En dàt is een oefening in vrijheid. Johannes van het Kruis, een oud soort kerkvader, gaf ooit het volgende voorbeeld om dit te illustreren: "De tong veroveren is beter dan te vasten op brood en water.” Waar vasten volgens hem op doelt is het vermogen om onze woorden, onze tong te gebruiken om anderen op te bouwen, in plaats van ze, in al onze vastenheiligheid, af te breken. Met andere woorden: vasten is niet op onszelf gericht, maar op de anderen rondom ons.
Wil je het nog concreter? Wel, Als Johannes van het Kruis vandaag zou leven, zou hij: "Baas zijn over je commentaren op het internet” in de mix kunnen opnemen. Het vereist een grote spirituele discipline om af te zien van het gebruik van internet om iemand persoonlijk te bestoken of een snerpende opmerking over een persoon te plaatsen. Zoiets in je leven leren inbouwen tijdens deze vastenveertigdaagse, is een hedendaagse invulling van het woord vasten in de Bijbelse betekenis van het woord. Te vaak vergeten we dat er echte mensen achter de miljoenen sociale mediaprofielen op internet zitten en denken we niet dat we iemand anders daadwerkelijk kunnen kwetsen door de woorden die we in het opmerkingenveld gebruiken.
Als je denkt dat vasten gemakkelijk voor je is, probeer dus dan maar eens je spraak- en internetinteracties te hervormen. Je zult merken dat je het soms heel moeilijk hebt om je impulsen te beteugelen, of je telefoon uit te zetten voordat je iets doet waar je spijt van zult krijgen.
Samengevat: vasten is het opzijschuiven van alles wat ons belemmert om dicht bij God en bij elkaar te zijn; alles wat het voor ons moeilijker maakt om liefde te geven en te ontvangen, aan en van de mensen die dicht bij ons staan.