Onderweg

Advent 2021: Afl. 15.

En? Wat denk je? Zou Maria vandaag zo’n dikke 2000 jaar geleden, en zo’n veertien dagen voor haar bevalling zou plaatsvinden, al onderweg geweest zijn naar Bethlehem? Ik vraag het me af. Want als je erover nadenkt heeft Maria tijdens haar zwangerschap toch wel wat rondgetoerd. Laat ons de kilometers eens optellen. Eerst de tocht naar Elisabet. Tussen haakjes: (in sommige Bijbelvertalingen staat dat Elisabet een nicht van Maria was, maar dat is niet correct. Er staat letterlijk 'vrouwelijk familielid'. Dat kan een nichtje zijn, maar ook een kleindochter of een overgrootmoeder. Vanwege het leeftijdsverschil was Elisabet zeer waarschijnlijk haar tante). Maar beeld je in. De engel is vertrokken en Maria zit daar nog helemaal ondersteboven van wat er gebeurd is, thuis voor zich uit te staren. En na te denken.

Het begint tot haar door te dringen dat haar zwangerschap wel eens tot grote problemen zou kunnen leiden. Niemand in haar dorp zal immers geloven dat haar zwangerschap bovennatuurlijk van aard is. Ze zal door iedereen met de nek worden aangekeken. Zwanger omdat een engel dat gezegd heeft, maak dat de kat wijs! En hoe zal Jozef reageren als ze het hem gaat moeten vertellen? En haar ouders, haar anderen familieleden en bekenden? Ze zullen allemaal zeggen dat ze zich wat heeft ingebeeld. Dat zeggen mannen trouwens altijd als een vrouw iets vertelt wat ze moeilijk kunnen geloven. Hoe dan ook, ze zal in elk geval gezien worden als een vrouw die overspel heeft gepleegd. En haar Zoon zou als een buitenechtelijk kind worden gezien.
Maar de engel had toch nog iets anders gezegd, niet? Wat was het ook weer? Oh ja, dat ook Elisabet zwanger was. Hoe had ie het alweer gezegd? "Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk." (Luk 1, 36-37)
Dit wekt blijkbaar een sterke behoefte op bij Maria om een ontmoeting te hebben met haar tante. Als een oude vrouw door een wonder van God voor het eerst zwanger kon worden op zo'n leeftijd, was Hij immers waarschijnlijk ook in staat om zo'n soort wonder bij HAAR te doen. En als Maria wat later bij Elisabet binnen stapt en haar begroet, ziet Maria meteen dat haar tante duidelijk in verwachting is! Ze is tenslotte al in haar zesde maand. Het flitst door Maria heen: De engel had toch gelijk gehad! Daar was geen enkele twijfel meer over mogelijk.

Maar laat ons terugkeren naar het thema van deze overdenking. Hoe was Maria eigenlijk bij Elisabet geraakt? Als we het verslag van Lukas lezen, lijkt het erop dat ze waarschijnlijk op haar eentje en te voet is gegaan. Ja, teleportatie op de manier van de Enterprise bestond toen nog niet (net zomin als vandaag trouwens), dus moet ze de mogelijkheden van die tijd gebruikt hebben. Lukas doet het klinken alsof Maria zodra de engel vertrokken was de deur opentrok, naar rechts afsloeg, door het park stapte en twee huizenblokken verder bij Elisabet aanbelde. Maar zo was het niet. Feit is dat ze wel degelijk in ‘grote haast’ vertrok. Lukas schrijft: “In die dagen stond Maria op en reisde haastig naar het bergland, naar een stad van Juda, en zij kwam in het huis van Zacharias en groette Elizabet.” (Lukas 1, 39). Helemaal alleen zal ze wel niet gereisd hebben want toendertijd stapten de mensen meestal in groep, in een karavaan, van de ene plaats naar de andere. Elisabet woonde (volgens de traditie) in het dorp Ein Karem, op zo’n 13 km van Nazaret. Maria was pas zwanger, dus denk aan ochtendmiselijkheid en dergelijke, en ze moest doorheen een erg heuvelachtig landschap reizen. Toen ik daar was vergeleek ik de omgeving automatisch met de stijlste stukken weg in de Ardennen. En asfalt bestond er nog niet, dus je kan je voorstellen dat dit geen alledaagse wandeling-in-het-park was. Maar toch, ze arriveerde bij Elisabet en zo ontmoetten ook Johannes de Doper en Jezus elkaar prenataal voor het eerst. Je zou kunnen zeggen dat zo’n ontmoeting al een belofte inhield voor de toekomst. Misschien een soort regeringsprogramma waarvan trouw en waarheid, recht en vrede de ingrediënten zijn? Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar tante en keerde toen terug. Weer wandelend. Om eens een hoognodige babbel te hebben met Jozef die ondertussen de tijd had gehad om op zijn beurt het hele gebeuren te verwerken.

Maar wij zijn nog maar met met Maria tot in Ein Karem geraakt. Nu nadert de volkstelling van keizer Augustus. Jeruzalem roept Jozef en Maria. Lukas vertelt wat dat betekende voor hen: “Ook Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om ingeschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was. – Luk 2, 4. In het Engels is de woordkeuze van de vertaler significanter: daar staat: “So Joseph also went up…”. Zoals ik eerder al zei: het landschap was nog steeds golvend, heuvelachtig, zelfs bergachtig. ‘Joseph went up’ betekent dus dat ze ‘omhoog’ gingen. En wat later naar beneden. En dan weer omhoog. En dan…

Er zijn twee routes van Nazaret naar Bethlehem: eentje via het zuiden doorheen Samaria waar de bevolking zeer anti-Joods was, dus die weg zullen ze wel niet genomen hebben. De andere route gaat noordwaards, maar over een veel moeilijker terrein, ik bedoel over nog meer Judeese bergen.
En niet vergeten, nu is Maria al een heel stuk verder in haar zwangerschap. Een paar kilogram zwaarder, een paar centimeter dikker, een pak onhandiger. Maar anderzijds is ze nog jong, gezond en sterk.
Om het even, ze moéten naar Betlehem, geen ontkomen aan. Afstand: zo’n 128 km. Zonder vliegtuig, zonder auto, zonder fiets, zelfs zonder paard want dat was voor het rijk volk. Een ezeltje, dat heeft Jozef nog net op tijd op de kop kunnen tikken vooraleer ze vertrekken. Maar ook dan weer, een ezel is en blijft een ezel. Geregeld dwarsliggend, zijn eigen zin doend, zijn eigen staptempo bepalend. En ik heb horen zeggen van mensen die het kunnen weten: je kan geen kilometers op de rug van een ezel reizen. Je lijf (ook als je niet zwanger bent) begint tegen te sputteren en pijn te doen… Het komt erop neer dat je wel eens een tijdje op de rug van de ezel kan gaan zitten, maar dat je het grootste deel van de tijd mag wandelen. Omhoog, omlaag, omhoog, omlaag,… een struikelsteen onder je voeten, amper een slaapplaats onderweg, je opgespaarde geld uitgevend aan eten… en dat gaat snel: geld.

Soit, heeft het eigenlijk enige zin om hierover na te denken? Deze tekst is tenslotte een Overdenking. Wel ja, ik denk van wel. Omdat het allemaal te maken heeft met hoe God – niet Maria of Jozef of om het even wie – maar God ervoor koos om Zijn Zoon geboren te laten worden in deze wereld. Als een baby. Als een menselijke baby. Als een baby die zelfs in het stadium van zijn embryo-zijn al te maken had met allerlei omstandigheden die geen symbool waren van comfortabele menselijkheid, neen, maar wèl een symbool van de moeilijke weg die Zijn hele leven (en dood) zou terugkomen. Was dat nodig? Wat denk je? Had Hij niet met hetzelfde resultaat kunnen geboren worden in een zacht bedje in het keizerlijk paleis? Ik denk het antwoord te weten. Jij ook!

Paulus schrijft in Rom 11, 33: “O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!” Paulus heeft het in deze lofprijzing over de rijkdom, grootheid, wijsheid, ondoorgrondelijkheid, kennis… van God en hoe absoluut die elementen zijn, zowel in feiten als in wonderbaarlijkheid. Gods methodes gaan ons verstand te boven. Ook de methode om in de buik van een van Zijn eigen schepsels geboren te worden, de methode om zelfs nog voor Zijn geboorte moeiten door te maken, nog voor Zijn eerste stapjes op deze wereld te zetten, uitgespuwd te worden want er was in de stad geen herberg waar hij welkom was om deze wereld binnen te komen. Neen, ook dat nog, het moest in een dierenwoning, een stal zijn.

Wat dat voor ons betekent? Dat we in het kerstverhaal geconfronteerd worden met het vreemdste verhaal dat kan verteld worden, en dat wij geacht worden dat te geloven. En daarvoor hebben we dus geloof nodig, vertrouwen, het soort overgave waarover Paulus eigenlijk schrijft als hij de Romeinen vertelt: “En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.” (Rom 8, 28). Met andere woorden: wij kunnen dit geloven, wij kunnen Hem vertrouwen, wij kunnen weten dat dit allemaal klopt, en het zàl meewerken ten goede! We kunnen dus ons leven overgeven aan dat Kerstekind, ook als we er eigenlijk allemaal niets van begrijpen. Of begrijp jij misschien hoe onze ultieme God gekozen heeft om dit allemaal zo te laten verlopen? Dan mag je het mij altijd komen vertellen!

“O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!” (Rom 11, 33)

Karel Buntinx