Niets is onmogelijk bij God
Advent 2021: Afl. 11
“En Zacharias zei tegen de engel: Hoe zal ik dat weten? Want ik ben oud en mijn vrouw is op leeftijd gekomen.” (Luk 1, 18)
->
“Maria zei tegen de engel: Hoe zal dat mogelijk zijn, aangezien ik geen gemeenschap heb met een man?” (Luk 1, 34)
Niets is onmogelijk bij God
Ben jij ooit geconfronteerd geweest met een onmogelijke situatie? Heb je ooit vooruit proberen te kijken en de weg verderop niet gezien? Niet kùnnen zien? In het geboorteverhaal van Jezus komen we enkele mensen tegen die in een dergelijke ‘onmogelijke’ stuatie zijn terechtkomen. We hadden het eerder al over Maria en Elizabet, maar er was er nog eentje: Elizabets echtgenoot, de priester Zacharia. Zacharia, dat was me een man! Hij diende in de tempel van God en voor de mensen in zijn omgeving was hij (daarom) iemand die ‘kort bij God’ leefde.
En op zekere dag, terwijl hij in de tempel wierook brandde, verscheen een engel van God aan hem. En die vertelde hem dat zijn vrouw die al lang onvruchtbaar was tòch een zoon zou krijgen. Zacharia reageerde niet vrolijk en blij zoals je misschien zou kunnen verwachten als God een engel zendt om een dergelijke zegen aan te kondigen. Neen, hij reageerde eerder nogal sceptisch, zo van “Hoe zal ik dat weten? Want ik ben oud en mijn vrouw is op leeftijd gekomen.” (Luk 1, 18). Tsja, het gevolg van dat wantrouwen ken je wel zeker: de engel snoerde hem de mond, en de arme man kreeg niets meer gezegd totdat die zoon inderdaad geboren werd. En hij heette Johannes.
Nu even terug naar Maria. Weet je nog hoe zij reageerde? Eerst vroeg ze nog verbaasd en bedeesd: “Hoe zal dat mogelijk zijn?” (Luk 1, 34). Ze wilde weten hoe zoiets mogelijk zou zijn. Ze was niet opstandig, of wantrouwig zoals Zacharias geweest was, neen ze geloofde dat het zou gebeuren maar ze wilde weten hoé dat onmogelijke mogelijk zou worden. En die houding leidde ertoe dat de engel haar meer details ging uitleggen.
• Ten eerste: ze zou zwanger worden ‘van de Heilige Geest’,
• Ten tweede: ook haar nicht Elizabet zou een kind gaan baren,
• En ten derde zei hij: “Geen ding zal bij God onmogelijk zijn” (Luk 1, 37).
Hoe kijken wij, in het licht van Jezus’ geboorte, vandaag naar de wereld rondom ons? Bevestigen wij door onze houding ons beperkt zicht op wat mogelijk is in die wereld of kijken we ernaar door de ogen van het geloof? Geloof in de éne, ware God, voor wie: “Geen ding onmogelijk is”.
Ik wil vandaag nog iets anders kwijt. Toevallig kwam ik een kilometers-lang gedicht over de advent tegen van ene Anton Verwey. Heel diepzinnig, heel volwassen, heel geestelijk ook. Met zicht op zowel de eerste advent als op de tweede advent (de wachttijd op Jezus’ wederkomst). Maar zoals gezegd: een héél lang gedicht. Ik heb me veroorloofd enkele (?) regels die me het meest aanspraken eruit te selecteren en die samenvatting – opnieuw in poëzievorm – hieronder af te drukken. Misschien spreken ze ook jou even hard aan als mij.
Wat nou, advent?
Niks verwacht.
Onverwacht.
Tegennatuurlijk.
Gewoon onmogelijk.
Overvallen door de eeuwigheid.
Is advent niet gewoon wachten op Kerst?
Is dat niet anticiperen op vrede op aarde?
Is dat niet de boel versieren en duizenden lichtjes ophangen?
Nee, dat is het niet. Advent, dat is wachten.
Wachten op de morgen.
Wachten op het licht.
Advent, dat is hartstochtelijk verlangen.
Advent, dat is bidden, tegen de klippen op.
Dat is verzwelgen in zwijgen.
Gelaten, in stilte.
Geladen, vol spanning.
Midden in de nacht.
Overspoeld door vragen.
Weifelend.
Twijfelend.
Vertwijfeld.
Laten we het blaten maar laten
En zwijgend buigen.
Schaapsgewijs.
In verbaasde aanbidding.
In het holst van de nacht.
En even mogen we weer stil staan
Bij wat er is gebeurd. Lang geleden.
Geschiedenis van de mensheid.
God, die geschiedenis werd.
Overvalt ons het requiem van de tijd?
Ten diepste is het een onbegrepen weg.
Van Betlehem naar de Via Dolorosa,
De lijdensweg, de laatste gang.
Van Jezus, de Zoon van God.
Van een Mens.
Beeld van God.
Ja, van God Zelf.
De Heilige ontheiligd.
Het Licht van de wereld ging de inktzwarte nacht in.
Hij werd niet boos, maar verdrietig.
Hij doorzag, maar zweeg.
Hij zag het aan, maar onderging gewillig.
Want de eeuwigheid legde een knoop in de tijd.
Wie is er, die het heeft begrepen?
Wie is er, die het kan verstaan?
We kunnen slechts stamelen.
We kunnen alleen maar zwijgen.
Bedremmeld en overdonderd stil zijn, het wonder aanschouwen.
Van verre.
En uitkijken naar de nieuwe
Advent, dat is
Misschien, zal, ooit, op een dag, iemand langskomen.
Heel misschien zal hij het zien.
Horen.
Weten.
Zal hij de sleutel zien.
En voelen.
Draaien.
Misschien ...
Eens.
Later.
Als ...
Ja.
Het zal.
Ooit.
Later.
Eens.
Komen.
Zeker.
Toch ...?
Misschien.
Komt het morgen al.
Het licht.
Wie weet.
Misschien.
Op een dag.
Een mysterie.
Een fantasie.
Een strohalm.
Een draad.
Een vonkje.
Een verhaal.
Een geschiedenis.
Een toekomst.
Licht aan de lucht.
Lucht in het leven.
Dwars door de dood.
Vast en zeker.
Misschien.
Toch ...?
Toch ...!
God ...
Karel Buntinx