Uit de macht van de duisternis

Advent 2021: Afl. 4 – 1 Johannes 3, 8.

Heb je ooit stilgestaan bij het volgende, ontstellende, vers. Het klinkt zo: “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.” Dat klinkt niet als een erg meditatief vers hé. Ik ken geen enkel kerstliedje dat spreekt over de vernietiging van het werk van de duivel als sleutel-bijdrage tot de komst van Jezus. En toch is het een bevrijdend en fantastisch element voor wie leeft in de duisternis en misschien niet beter weet. Paulus vertelt de Kolosenzen dat zij door het ingrijpen van de Vader gered zijn als volgt: “ Daarbij danken wij de Vader ... Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.”

De mensen die in Jezus’ tijd in de duisternis wandelden - maar ook zij die vandaag nog in eenzelfde duisternis wandelen - hebben niet te maken met een duisternis veroorzaakt door menselijke onwetendheid of zelfs menselijke ongeïnteresseerdheid over hun eigen tekortschieten, maar met een duisternis die Satans controle over deze wereld belichaamt. Zoals Johannes immers elders zegt: “De gehele wereld ligt in het boze” (1 Joh 5, 19).

Jezus, de Zoon van God, was – neen is - gekomen om iedereen die ervoor kiest om via Hem bevrijd te worden van die Satanische controle over zijn/haar leven en dus van zijn eigen zonden, en Hij heeft de kracht van Satan gebroken. Hij heeft de capaciteit van de boze om mensen te verblinden zodat ze hun eigen zonden en de het licht van de Blijde Boodschap niet konden zien weggehaald worden, vernietigd worden.

Jezus, de Zoon van God zelf, het Licht van de wereld, heeft de weg daartoe tijdens de verschrikkelijke pijnen die Hij doorstond op deze wereld, op het dodelijke kruis, tijdens Zijn verborgenheid in de onderwereld, opengebroken.
Laat ons nu even terugkeren naar die stal, die brutale plaats waar Jezus deze wereld is binnengekomen. Kan je je die een beetje voorstellen? Geloof niet dat het een gewone stal was. Ja, toen Jozef en Maria er binnengingen en er onderdak vonden misschien wel nog. Maar toen kwam Jezus er binnen. En plots werd de stal van binnen ineens groter dan van buiten. En hoe verder Jezus’ ouders, de herders, de wijzen die er binnengingen… hoe groter de stal werd. Tot hij de hele wereld verlichtte. De hele wereld schoonheid gaf. De hele wereld redding aanbood. Een stal die een paleis werd, gewoon door de aanwezigheid daar van de Koning van de wereld. De stal die groter en groter werd, tot hij groot genoeg was om die Koning van de wereld onderdak te bieden. Om de hemel onderdak te bieden. Om ons onderdak te bieden. Als we er binnengaan, als we er willen binnengaan.

Karel Buntinx