Een tijd van verwachting
Advent 2021: Afl. 2
“Bemin de stilte in uw wezen,
zoek de stilte die bezielt;
zij die alle stilte vrezen,
hebben nooit hun hart gelezen,
hebben nooit geknield.”
(C.S. Adama van Scheltena)
Advent, tijd van verwachting. We zeiden het gisteren al. Hoe begon het allemaal, die Kerstmis? Wel zo:
“En toen Gods tijd daar was, daalde een engel naar beneden
Naar de jonge maagd Maria, in het stadje Nazaret.
Maar ze had nog nooit een engel gezien, of zelfs geen elfje of fee,
En ze staarde verbijsterd toe ze hem zag, ondanks zichzelf.
Verbijsterd, ja. Maar in elk geval: de engel zei:
“Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken.” (Lukas 1, 30-32)
Het moet zich destijds ongeveer zo afgespeeld hebben.
Een warme geur van vers gebakken brood vulde het kleine huisje in Nazaret. Terwijl Maria de broden uit de oven nam om ze op de tafel ernaast te plaatsen zodat ze konden afkoelen, drong nog een andere geur haar neusgaten binnen. Het was alsof iemand de deur had geopend en de kamer was binnengekomen.
Maria keerde zich om en haar adem stokte van verbazing. Recht voor haar zweefde een engel. Ze geloofde haar ogen niet, sloot ze even en keek opnieuw. Opnieuw sloot ze haar ogen, maar terwijl ze dat deed hoorde ze de engel zachtjes haar naam fluisteren. “Maria, Maria! Niet bang zijn. God is met je.”
Langzaam opende Maria haar ogen opnieuw en probeerde te begrijpen wat er allemaal gebeurde. Ze zag de engel, hij zweefde daar in een zacht, zilveren licht met vleugels die glinsterden in de vroege avondlijke schemering.
“Wie zijt ge?” vroeg Maria met bevende stem. “En wat komt ge hier doen?”
“Ik ben Gabriel,” zei de engel. “En God heeft me naar jou toe gestuurd met een bijzondere boodschap. Je zal een kindje gaan krijgen, Maria. Een Zoon. En je zal Hem de naam Jezus geven. Hij is Gods eigen Zoon. En Hij zal Koning zijn!”
Maria schudde ongelovig haar hoofd. “Dat kan niet,” zei ze. “Ik ben niet eens getrouwd, en ik ben nog zo jong!”
“Voor God is niets onmogelijk,” zei Gabriel zachtjes. “Ook Elisabet, uw tante, gaat een babytje krijgen. En zij is toch wel ècht te oud om nog een kindje te krijgen, hé. Maak je geen zorgen. God zal voor alles zorgen. Nu gaat het maar om één ding: dat jij ‘Ja’ zegt op deze boodschap”.
Maria’s hart sloeg een slag over. Ze voelde hoe Gods Heilige Geest in de schaduwen van het kamertje ronddanste. Ze keek naar de engel, en langzaam knikte ze met haar hoofd. “En ze zei: “Ja. Mijn antwoord is ja”.
En terwijl Gabriel terug naar de hemel verdween, zonk ze op haar knieën en begon ze te bidden. “Hier ben ik God,” fluisterde ze. “Ik zal doen wat U vraagt. Ik zal de mama van Uw Zoon worden. Ik zeg ‘Ja’ op Uw vraag”.
En wat is jouw antwoord beste lezer, als God u vraagt om iets te doen? Ga jij dan je hart lezen, zoals het gedicht hier bovenaan zegt, opgaan in de bezielde stilte rondom je, en neerknielen, en ‘Ja’ antwoorden?
Karel Buntinx